ECLI:NL:CRVB:2015:3598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 3 juli 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting, welke aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was afgewezen. Het college stelde dat voor de kosten van woninginrichting in beginsel geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, omdat een verhuizing voorzienbaar was en er vooraf gereserveerd moest worden voor deze kosten. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de kosten van woninginrichting tot de noodzakelijke kosten van bestaan behoren, maar dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de appellant niet had kunnen reserveren voor deze kosten. De appellant, die op bijstandsniveau leefde en eerder bij vrienden en familie had gewoond, had geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die zijn situatie anders maakten. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere argumenten, maar de Raad oordeelde dat deze gronden niet nieuw waren en dat de rechtbank en het college terecht hadden geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.