ECLI:NL:CRVB:2015:3599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens onvoldoende inzicht in levensonderhoud
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. De appellant had zich op 11 september 2013 gemeld voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en verklaarde dat hij bij zijn broer inwoont en geen inkomsten heeft ontvangen sinds september 2011. Het college heeft appellant verzocht om informatie over zijn financiële situatie in de periode voorafgaand aan de aanvraag, maar appellant heeft onvoldoende gegevens verstrekt. De aanvraag werd afgewezen omdat appellant niet kon aantonen dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of het college gerechtigd was om bankafschriften op te vragen over een periode langer dan drie maanden. De Raad oordeelde dat het college dit recht had, gezien de omstandigheden van de zaak. Appellant had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien met de beperkte middelen die hij had opgegeven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting die op hem rustte.
De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van volledige en duidelijke informatie bij aanvragen om bijstand, en dat het bijstandverlenend orgaan bevoegd is om gegevens op te vragen die verder teruggaan dan de gebruikelijke termijn van drie maanden, indien er twijfels zijn over de juistheid van de verstrekte informatie.