ECLI:NL:CRVB:2015:3609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor griffierecht op basis van termijnoverschrijding en buitenwettelijk beleid
In deze zaak heeft appellante op 17 april 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor griffierechten die zij had betaald in de periode van 10 december 2007 tot en met 23 maart 2012. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 17 juni 2013 afgewezen, omdat de nota's ouder waren dan een jaar en er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college in overeenstemming met zijn beleid heeft gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De Raad benadrukt dat volgens vaste rechtspraak geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten die zijn opgekomen vóór de datum van de aanvraag, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Appellante stelde dat zij haar aanvraag niet eerder had ingediend vanwege een wijziging in het beleid van het college, maar de Raad oordeelde dat deze grond niet slaagde. Appellante had geen goede verklaring voor de vertraging in haar aanvraag en voldeed niet aan de voorwaarden van het beleid.
De Raad concludeert dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand op goede gronden heeft afgewezen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 oktober 2015.