ECLI:NL:CRVB:2015:363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor advocaatkosten in executieprocedure België
In deze zaak heeft appellante op 4 mei 2012 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor advocaatkosten in verband met een executieprocedure in België. De kosten, ter hoogte van € 755,04, zijn ontstaan uit een in Nederland gevoerd arbeidsrechtelijk geding, maar hebben betrekking op de executie van een Nederlands vonnis in België. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten buiten Nederland zijn gemaakt en het territorialiteitsbeginsel van de WWB bijstandsverlening buiten Nederland uitsluit. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Limburg heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de kosten wel degelijk verband houden met een Nederlandse procedure en dat er zeer dringende redenen zijn om bijstand te verlenen, aangezien zij in een acute noodsituatie verkeert. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de kosten buiten Nederland zijn opgekomen en dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van een acute noodsituatie. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel werd door de Raad verworpen, omdat er geen bewijs was voor een toezegging van de gemeente en het territorialiteitsbeginsel rechtvaardigt het onderscheid tussen kosten in Nederland en daarbuiten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2015.