ECLI:NL:CRVB:2015:3633

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
13-4779 wia
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 18 juli 2013 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die als medewerkster in de tuinbouw werkte, was sinds 18 mei 2009 arbeidsongeschikt door nek-, schouder-, arm- en knieklachten. Het Uwv had op 6 april 2011 besloten dat zij geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% zou zijn. Dit besluit werd na bezwaar door het Uwv gehandhaafd.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende medische gegevens waren om de beperkingen van appellante vast te stellen en dat de geselecteerde functies passend waren. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar gezondheidsklachten niet voldoende waren meegewogen, en dat de functies die haar waren voorgehouden niet geschikt waren vanwege haar pijnklachten en andere beperkingen.

In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuwe medische stukken waren overgelegd die de zaak in een ander licht zouden plaatsen. De Raad bevestigde de eerdere oordelen van de rechtbank en concludeerde dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht op minder dan 35% was vastgesteld. Hierdoor had appellante geen recht op een WIA-uitkering. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 oktober 2015.

Uitspraak

13/4779 WIA
Datum uitspraak: 9 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 juli 2013, 11/3172 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep aangetekend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken in geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaak 13/4780 plaatsgehad op
28 augustus 2015. Appellante is verschenen, vergezeld door mr. E. Wolter, advocaat en haar zoon [naam zoon]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als medewerkster tuinbouw voor ongeveer
30 uur in de week. Op 18 mei 2009 is zij uitgevallen met nek-, schouder-, arm- en knieklachten. Bij besluit van 6 april 2011 heeft het Uwv appellante bericht dat zij met ingang van 16 mei 2011 niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Na onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het Uwv de bezwaren van appellante bij beslissing op bezwaar van 25 oktober 2011 (bestreden besluit) ongegrond geacht. Voor appellante zijn de functies soldering technician, medewerker gordijnen en pizzalijn-medewerker geselecteerd, waarmee haar verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen zoals die zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 juli 2011. Het dossier bevat voldoende onderzoeksgegevens om op een verantwoorde wijze tot een afgewogen medisch oordeel te komen en een inschatting van de belastbaarheid van appellante te maken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien appellante te volgen in haar stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante.
3.1.
Appellante kan zich met de uitspraak van de rechtbank niet verenigen en heeft naar voren gebracht dat zij vanwege haar gezondheidsklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen op en na de datum in geding nog niet in staat is geweest tot het verrichten van arbeid en dan met name de haar voorgehouden voorbeeldfuncties. Appellante ondervond op 16 mei 2011 nog veel last van pijnklachten aan haar knie, arm, nek en schouder. Zij onderging specialistische behandeling en kreeg medicatie voorgeschreven, maar sliep vanwege de pijn zeer slecht waardoor zij overdag vermoeid was. Ook ondervond zij last van stof, huismijt, bloemen- en verfgeuren. Ten onrechte is geen urenbeperking aangenomen. De geselecteerde functies zijn niet passend en geschikt voor haar omdat zij last ervaart bij het werken onder tijdsdruk, werken waarbij soldeerdamp vrijkomt ongeschikt is en de functies overschrijdingen kennen op de items tillen, duwen staan en lopen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
In hoger beroep heeft appellante de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. Deze hebben de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het gemotiveerde oordeel van de rechtbank. Appellante heeft in hoger beroep geen medische stukken overgelegd die nieuw licht op de zaak werpen. De rechtbank heeft terecht de beroepsgrond verworpen dat de voor appellante geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. Uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellante vastgestelde medische beperkingen moeten de functies die aan de beoordeling ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellante in medisch opzicht passend worden aangemerkt. De Raad heeft ook het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 2 augustus 2011 bij zijn oordeel betrokken. In dit rapport is overtuigend verduidelijkt dat de belasting in de geselecteerde functies in overeenstemming is met de verzekeringsgeneeskundig vastgestelde mogelijkheden en beperkingen. De Raad komt, evenals de rechtbank tot de slotsom dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met ingang van 16 mei 2011 terecht en op goede gronden is vastgesteld op minder dan 35%, zodat zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, voor zover deze ziet op het bestreden besluit.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het bestreden besluit.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
J.R. van Ravenstein als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
9 oktober 2015.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) J.R. van Ravenstein
JvC