ECLI:NL:CRVB:2015:3643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de berekening van het gemiddeld aantal arbeidsuren (GAA) in het kader van de Werkloosheidswet (WW)
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had appellante in maart 2013 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), waarbij het gemiddeld aantal arbeidsuren (GAA) was vastgesteld op 27 uur per week. Appellante was van mening dat dit aantal te laag was en heeft bezwaar gemaakt tegen de berekening van het GAA. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de berekening van het GAA correct had uitgevoerd en dat appellante niet benadeeld was door de gekozen periode voor de berekening.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 7 oktober 2015 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat appellante stukken had ontvangen binnen tien dagen voor de zitting, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Echter, de Raad oordeelde dat appellante hierdoor niet in haar procesbelang was geschaad, aangezien de inhoud van de stukken voor haar bekend was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de berekening van het GAA door het Uwv juist was, en dat er geen grondslag was voor de door appellante voorgestelde alternatieve berekening over een eerdere periode.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.