ECLI:NL:CRVB:2015:3664
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het college bij behandeling van aanvragen om bijstand onder de WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 1 juni 2003 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had meerdere aanvragen om bijstand ingediend na de intrekking van zijn bijstand per 20 februari 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvragen buiten behandeling gesteld, onder andere wegens onvolledigheid. Appellant had echter tijdig de gevraagde bankafschriften en verklaringen overgelegd, waaruit bleek dat hij financiële steun had ontvangen van zijn familie. De Raad oordeelde dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant voldoende gegevens had verstrekt om zijn aanspraak op bijstand te kunnen vaststellen. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd. De Raad verklaarde het beroep gegrond en droeg het college op om binnen acht weken een nieuwe inhoudelijke beslissing te nemen op de bezwaren van appellant. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellant, die op € 1.960,- werden begroot, en moest het college het griffierecht van € 166,- vergoeden.