ECLI:NL:CRVB:2015:3665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten elektrisch fornuis en wasdroger
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een elektrisch fornuis en een wasdroger door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Appellanten, die de aanvraag hebben ingediend, hebben op 22 november 2013 verzocht om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat de kosten voor de aanschaf van de apparaten al waren voldaan door een lening van € 750,- van een derde partij. Het college stelde dat er feitelijk sprake was van een schuld, waardoor appellanten geen recht hadden op bijzondere bijstand volgens artikel 13, eerste lid, onder g, van de WWB.
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellanten tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de aanschaf van de apparaten noodzakelijk was en dat de lening van de buurvrouw niet als schuld kan worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de kosten reeds waren voldaan voordat de aanvraag om bijstand werd ingediend, en dat appellanten op het moment van de lening beschikten over voldoende middelen om in hun noodzakelijke kosten te voorzien.
De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag om bijzondere bijstand terecht is afgewezen, omdat appellanten niet voldeden aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De gronden van appellanten over de noodzaak van de aanschaf zijn onbesproken gelaten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, op 20 oktober 2015.