ECLI:NL:CRVB:2015:3685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-vervolguitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WGA-vervolguitkering. Appellante, die zich sinds 9 februari 2009 ziek heeft gemeld, heeft verschillende lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv heeft in 2011 vastgesteld dat zij recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na een herbeoordeling in 2012 is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 72%. Appellante is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat de verzekeringsartsen haar klachten niet goed hebben ingeschat.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 9 oktober 2015 behandeld. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard. De Raad oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts heeft appellante onderzocht en de beschikbare gegevens bestudeerd. De Raad concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de verzekeringsartsen de lichamelijke klachten van appellante hebben onderschat. Ook de arbeidskundige beoordeling wordt door de Raad onderschreven. De geselecteerde functies zijn passend geacht, en er zijn geen aanwijzingen dat de belasting in deze functies de mogelijkheden van appellante te boven gaat.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.