ECLI:NL:CRVB:2015:3701

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2015
Publicatiedatum
23 oktober 2015
Zaaknummer
12/5703 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en vergoeding wettelijke rente in bestuursrechtelijke procedure

Op 23 oktober 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12/5703 WWAJ. Deze uitspraak volgde op een tussenuitspraak van 31 oktober 2014, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2014:3540. In deze procedure heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. De appellant heeft op 2 juli 2015 het hoger beroep ingetrokken, waarna de Raad heeft vastgesteld dat er geen zitting meer nodig was en het onderzoek is gesloten.

Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. K.C.M. van den Hoek, heeft verzocht om veroordeling van appellant in de proceskosten en wettelijke rente. De Raad heeft vastgesteld dat appellant eerder heeft besloten om het griffierecht en de proceskosten te vergoeden, maar de vergoeding van de wettelijke rente bleef ter beoordeling. De Raad heeft het verzoek van betrokkene om vergoeding van de wettelijke rente toegewezen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie voor de berekening van deze rente.

De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 oktober 2015
12/5703 WWAJ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 21a van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 september 2012, 12/116
(aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[Betrokken] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 31 oktober 2014 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2014:3540.
Appellant heeft op 1 april 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 8 mei 2015 heeft mr. K.C.M. van den Hoek namens betrokkene aan de Raad verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten en wettelijke rente.
Bij brief van 2 juli 2015 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 21a, eerste lid, eerste volzin, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de proceskosten.
De Raad stelt vast dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens betrokkene een verzoek om veroordeling van appellant in de proceskosten van betrokkene is gedaan.
Aangezien appellant bij brief van 17 augustus 2015 reeds heeft besloten het griffierecht, begroot op € 41,- in beroep en de proceskosten, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 874,- in beroep en € 980,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en de kosten in verband met de ingebrachte medische informatie afkomstig van Lechner Consult te vergoeden, staat de Raad nog ter beoordeling de vergoeding van de wettelijke rente.
De Raad wijst het verzoek van betrokkene toe om appellant te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Voor de wijze waarop appellant de wettelijke rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) K. de Jong

UM