ECLI:NL:CRVB:2015:3861
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- M. ter Brugge
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering na opschorting wegens niet overleggen van bankafschriften
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 9 september 1998 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking volgde na een opschorting van de bijstandsverlening, omdat appellante geen bankafschriften had overgelegd van een op haar naam staande rekening bij de Rabobank. Dit was naar aanleiding van een IB vermogenssignaal uit 2011, waaruit bleek dat appellante een saldo van € 9.877,- had, wat niet was gemeld. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven verzocht appellante om de afschriften en andere relevante documenten, maar zij gaf aan dat haar zoon de rekeninghouder was en dat zij daarom geen afschriften kon overleggen. Het college schorste de bijstand op 30 september 2013 en trok deze later in, omdat appellante niet de gevraagde gegevens had verstrekt.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen de intrekking ongegrond. In hoger beroep stelde de Centrale Raad van Beroep vast dat appellante niet tijdig de gevraagde gegevens had overgelegd en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het verzuim haar niet kon worden verweten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante had moeten verzoeken om een verlenging van de termijn als zij meer tijd nodig had gehad om de afschriften te overleggen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 3 november 2015.