ECLI:NL:CRVB:2015:393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na ziekmelding en psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich op 21 juni 2012 ziek meldde vanwege rugklachten en later ook psychische klachten ontwikkelde. De verzekeringsarts heeft appellant per 1 november 2012 geschikt verklaard voor zijn werk als ijzervlechter, waarna het Uwv hem meedeelde dat hij geen recht meer had op ziekengeld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld. Appellant stelde dat zijn psychische klachten onvoldoende waren meegewogen en dat zijn beperkingen waren onderschat. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat de psychische situatie van appellant, die voortkwam uit zijn detentie, al was meegewogen in de eerdere beoordelingen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies zou ondermijnen. De Raad bevestigde dat appellant, gezien de aard van zijn werk, niet ongeschikt was voor zijn functie.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen grond voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling, en het verzoek van appellant werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door Ch. van Voorst, met H.J. Dekker als griffier.