ECLI:NL:CRVB:2015:3974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting wegens niet-naleving van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had te maken met een intrekking van haar bijstand na een opschorting. De intrekking was gebaseerd op het feit dat appellante niet had meegewerkt aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling en niet was verschenen op een afspraak bij het college. De Raad heeft vastgesteld dat het opschortingsbesluit op 5 december 2013 per aangetekende post was verzonden naar het adres van appellante, en dat voor ontvangst was getekend. Appellante had aangevoerd dat zij het besluit niet had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat het verdere verloop van de procedure voor rekening en risico van appellante kwam, aangezien het besluit op regelmatige wijze was aangeboden. De Raad concludeerde dat appellante niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting, waardoor het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. De eerdere uitspraak van de rechtbank, die de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond had verklaard, werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.