ECLI:NL:CRVB:2015:3988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- L. Koper
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van een WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WGA-uitkering van appellante, die eerder was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellante had zich in 2005 ziek gemeld vanwege rug- en beenklachten en psychische problematiek. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij de verzekeringsarts de beperkingen van appellante vastlegde, werd vastgesteld dat zij in staat was om passende arbeid te verrichten, wat leidde tot een verlies aan verdiencapaciteit van 34,56%. Het Uwv trok de WGA-uitkering per 18 februari 2013 in, wat appellante aanvocht.
In bezwaar en beroep voerde appellante aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar psychische klachten, die volgens haar ernstiger waren dan door het Uwv werd aangenomen. De rechtbank Rotterdam had het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was geweest en dat er geen aanwijzingen waren voor ernstige psychopathologie. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, oordelend dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit terecht had onderschreven en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen.
De Raad concludeerde dat appellante niet kon worden gevolgd in haar standpunt dat haar psychische gesteldheid per datum in geding ernstiger was dan door het Uwv was aangenomen. De rechtbank had op juiste gronden geoordeeld dat de belasting in de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellante niet overschreed. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.