ECLI:NL:CRVB:2015:3989

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
14/1780 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Smit, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die hem geen recht op een WIA-uitkering toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.

De Raad oordeelde dat de rechtbank de juiste beslissing had genomen. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand had gelaten en dat de artsen van het Uwv verdergaande beperkingen hadden moeten aannemen. Echter, de Raad vond dat appellant zijn standpunt niet met medische gegevens had onderbouwd en er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.

De Raad bevestigde de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en oordeelde dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

14/1780 WIA
Datum uitspraak: 13 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
17 februari 2014, 13/1060 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Smit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2015. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. van der Weert.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 14 december 2012 heeft het Uwv bepaald dat voor appellant geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat hij met ingang van 6 december 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 4 april 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, omdat het Uwv in reactie op door appellant overgelegde informatie betreffende een operatie in verband met Carpaal Tunnel Syndroom enkele aanvullende beperkingen heeft gesteld ten aanzien van het gebruik van de handen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten, en dat de artsen van het Uwv verdergaande beperkingen hadden moeten aannemen.
3.2.
Het Uwv heeft de Raad om bevestiging van de aangevallen uitspraak verzocht.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De Raad acht de beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen juist. Appellant heeft zijn standpunt in hoger beroep dat het verzekeringsgeneeskundig oordeel waarop het Uwv zich baseert niet juist is, niet met medische gegevens onderbouwd. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen.
4.2.
Uitgaande van de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst, heeft de rechtbank eveneens terecht geoordeeld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, gelet op de daaraan verbonden belasting, in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en H. van Leeuwen en L. Koper als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2015.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) W. de Braal

NK