Uitspraak
2 september 2014, 13/507 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
80-100%. Bij brief van 12 juli 2012 heeft betrokkene een aanvraag ingediend voor een
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene in het kader van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) besproken. Appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bestreden besluit had vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat er verbetering van de belastbaarheid van betrokkene te verwachten was, gezien de inconsistenties in de medische rapporten van de verzekeringsartsen.
De Raad stelt vast dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid en dat dit moet berusten op een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden. De Raad concludeert dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze is voorbereid en dat er een gebrek aan motivering is. De Raad draagt het Uwv op om binnen drie maanden de gebreken in het besluit van 17 december 2012 te herstellen.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van de medische situatie van de betrokkene en de noodzaak om de behandelmogelijkheden en herstelkansen goed in kaart te brengen. De Raad wijst erop dat indien er geen behandelmogelijkheden zijn, dit kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.