Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als magazijnmedewerker en heftruckchauffeur werkte, viel op 17 september 2009 uit met rugklachten. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek concludeerde het Uwv op 28 juni 2011 dat appellant met ingang van 15 september 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dus geen recht had op een WIA-uitkering. Appellant maakte hiertegen geen bezwaar.
In februari 2013 meldde appellant dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv voerde opnieuw onderzoek uit, maar concludeerde dat de beperkingen van appellant niet waren toegenomen ten opzichte van de eerdere beoordeling. Op 3 april 2013 werd opnieuw vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd op 6 januari 2014 ongegrond verklaard.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, met de overweging dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat zijn beperkingen niet correct waren ingeschat en dat de informatie van zijn huisarts onvoldoende was meegenomen in de beoordeling.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat de beperkingen van appellant per 15 november 2012 niet waren toegenomen. De rapporten van de verzekeringsartsen waren zorgvuldig en inzichtelijk, en appellant had geen onderbouwd medisch oordeel gepresenteerd dat de conclusies van het Uwv zou kunnen weerleggen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.