ECLI:NL:CRVB:2015:405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WAO-uitkering wegens niet-voltooid wachttijd en gebrek aan bewijs van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die eerder een WIA-uitkering ontving, verzocht om een WAO-uitkering met terugwerkende kracht. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant niet kon aantonen dat hij in de relevante periode van 2000 tot eind 2004 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant voerde aan dat zijn pijnklachten stressgerelateerd waren en dat hij niet in staat was om de benodigde medische gegevens te overleggen, omdat zijn behandelend psychiater geen diagnostisch onderzoek wilde doen naar zijn psychische problemen in de betreffende periode. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen bewijs was voor langdurige arbeidsongeschiktheid in de relevante periode. De Raad benadrukte dat het risico van het ontbreken van relevante gegevens voor rekening van de appellant komt, vooral bij aanvragen met terugwerkende kracht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de WAO-uitkering door het Uwv terecht was. De Raad vond geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.