ECLI:NL:CRVB:2015:4076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand en rechtsgevolg van mededeling door dagelijks bestuur
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant heeft op 21 februari 2013 bijstand aangevraagd en op 26 maart 2013 officieel ingediend. Hij is gedeeltelijk eigenaar van de woning van zijn ouders, maar kan daar niet over beschikken. Het dagelijks bestuur heeft op 5 april 2013 bijstand verleend, maar ook aangegeven dat deze bijstand terugvorderbaar is omdat het vermogen van appellant de vermogensgrens overschrijdt. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze mededeling, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de mededeling geen rechtsgevolg zou hebben.
De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat de mededeling van terugvordering wel degelijk rechtsgevolgen heeft en dat hij in onzekerheid verkeert over zijn situatie. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de mededeling van het dagelijks bestuur inderdaad niet als een besluit kan worden aangemerkt, omdat deze niet gericht is op rechtsgevolg. De Raad bevestigt dat het dagelijks bestuur het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.