ECLI:NL:CRVB:2015:4119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- E. Dijt
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WAO-uitkering en Wtcg-tegemoetkoming wegens onterecht verkregen uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als schoonmaker werkte, had een WAO-uitkering ontvangen na een arbeidsongeschiktheid die begon op 6 november 2002. De uitkering was toegekend op basis van een beoordeling door een verzekeringsarts, maar na een strafrechtelijk onderzoek naar mogelijke fraude werd vastgesteld dat de appellant zijn arbeidsongeschiktheid had geveinsd. De Raad oordeelde dat de appellant op 5 november 2003 geen voor de WAO in aanmerking te nemen arbeidsbeperkingen had en dat de eerdere toekenning van de uitkering op onjuiste informatie was gebaseerd. De Raad bevestigde de intrekking van de WAO-uitkering en de terugvordering van de reeds betaalde uitkeringen, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van de intrekking of terugvordering af te zien, en dat de appellant niet in zijn belangen was geschaad door het ontbreken van stukken uit het strafdossier. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.