ECLI:NL:CRVB:2015:4124
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellante, die als kapster werkte, had zich ziek gemeld met diverse klachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv had eerder vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
Appellante stelde in hoger beroep dat haar beperkingen waren onderschat en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was verricht. Ze voerde aan dat haar gezondheid was verslechterd en dat er meer beperkingen waren dan het Uwv had aangenomen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist waren. De Raad bevestigde dat de FML van 24 april 2012 nog steeds van toepassing was en dat appellante in staat was de geduide voorbeeldfuncties te vervullen.
De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.