ECLI:NL:CRVB:2015:4132
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van verdiencapaciteit en hoorplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, geboren in 1988, had op 9 april 2013 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege chronische vermoeidheid en epileptische aanvallen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag op 8 juli 2013, omdat appellante in staat werd geacht op haar zeventiende/achttiende jaar ten minste 75% van het minimum jeugdloon te verdienen. Dit besluit werd later in een bestreden besluit op 1 oktober 2013 bevestigd.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij werd overwogen dat het Uwv haar voldoende gelegenheid had gegeven om haar bezwaar toe te lichten. Appellante stelde dat zij niet was gehoord in de bezwaarfase, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv haar voldoende had geïnformeerd en dat er geen schending van de hoorplicht was. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank niet had erkend dat zij de brief van het Uwv over de hoorzitting niet had ontvangen en dat het Uwv haar had afgeraden om te verschijnen.
De Raad oordeelde dat de handelswijze van het Uwv zorgvuldig was. Appellante had aangegeven bedenktijd nodig te hebben, maar had niet gereageerd op de uitnodiging voor de hoorzitting. De Raad concludeerde dat het Uwv op zorgvuldige wijze onderzoek had verricht naar de beperkingen van appellante en dat de diagnose fibromyalgie, die in juni 2015 was gesteld, geen nieuwe beperkingen met zich meebracht die de eerdere beoordeling zouden veranderen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.