ECLI:NL:CRVB:2015:4153

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
14-6221 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van koelkast en wasmachine

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand door appellante voor de kosten van een koelkast en wasmachine. Appellante ontvangt sinds 12 april 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft op 31 oktober 2013 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van deze huishoudelijke apparaten. Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellante volgens hen voldoende had kunnen reserveren voor deze kosten. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de kosten voor de koelkast en wasmachine noodzakelijk zijn, maar dat deze kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die een verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigen. De Raad verwijst naar artikel 35 van de WWB, waarin staat dat alleenstaande of gezinnen recht hebben op bijzondere bijstand als zij niet over de middelen beschikken om noodzakelijke kosten te dekken. De Raad oordeelt dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is die recht geeft op bijstand. Appellante's argument dat zij in schuldsanering zit en daardoor niet heeft kunnen reserveren, wordt verworpen. De Raad benadrukt dat de vervanging van de koelkast en wasmachine voorzienbaar was, aangezien deze al in 1990 waren aangeschaft.

De gronden van appellante met betrekking tot haar gezondheidsproblemen en de noodzaak van de kosten worden ook niet gehonoreerd, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn. Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/6221 WWB
Datum uitspraak: 24 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober 2014, 14/3020 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2015. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt sinds 12 april 2013 bijstand, ten tijde in geding op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Op 31 oktober 2013 heeft appellante een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een koelkast en wasmachine ingediend.
1.3.
Bij besluit van 6 november 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 april 2014 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag afgewezen op de grond dat appellante voor de kosten had kunnen reserveren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de nader te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand heeft voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij
artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de WWB niet van toepassing zijn.
4.2.
De kosten van woninginrichting behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden voldaan uit het ter beschikking staande inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3.
Niet in geding is dat de kosten voor de koelkast en wasmachine noodzakelijk zijn. Tussen partijen is in geschil of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 24 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318) kunnen het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die in het individuele geval verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigt. De stelling van appellante dat zij in de schuldsanering zit en daardoor niet heeft kunnen reserveren voor een koelkast en wasmachine, kan daarom niet slagen. Daarbij is tevens van belang dat de vervanging van de koelkast en de wasmachine voorzienbaar waren voor appellante, nu zij deze reeds in 1990 heeft aangeschaft. Bovendien kent de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) een reserveringscomponent en is niet gebleken dat de reserveringen niet of niet meer hebben plaatsgevonden.
4.5.
De gronden van appellante dat zij vanwege haar diabetes, problemen heeft met het doen van de was op de hand, de insuline in de koelkast bewaard moet worden en dat zij verse groenten en vleeswaren moet consumeren, zien op de noodzaak van de kosten. Aangezien dit niet in geding is, kunnen deze gronden niet leiden tot een geslaagd beroep. Verder heeft appellante onvoldoende onderbouwd dat in haar gezondheidsproblemen omstandigheden zijn gelegen die maken dat de kosten uit bijzondere omstandigheden voortvloeien.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2015.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) J.L. Meijer

HD