Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant had een herhaalde aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, nadat zijn eerdere aanvraag in 2010 was afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De WSW-indicatie die appellant had verkregen, werd niet als nieuw feit beschouwd in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de WSW-indicatie niet leidde tot herziening van het besluit van 6 juli 2010, en dat de mislukte banen van appellant ook niet als nieuw feit konden worden aangemerkt. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het Uwv niet deugdelijk had gemotiveerd waarom de aanvraag van appellant niet was beoordeeld voor de periode na de aanvraag. Desondanks werd het bestreden besluit in stand gelaten, omdat appellant niet benadeeld zou worden. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.960,- bedroegen.