ECLI:NL:CRVB:2015:4195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering met terugwerkende kracht en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant had zijn WAO-uitkering met terugwerkende kracht beëindigd per 1 januari 2006, en het besluit daartoe was in rechte onaantastbaar geworden. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant geen procesbelang meer had bij de behandeling van zijn beroep, omdat de uitkering op de datum in geding, 1 juni 2013, al was beëindigd. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van zijn uitkering, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep niet meer kon leiden tot herleving van de uitkering. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat er geen rechtsmiddelen openstonden tegen het besluit van beëindiging van de uitkering, maar de Raad oordeelde dat de gronden van de appellant niet konden leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, omdat de rechtbank daarover niet had geoordeeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.