ECLI:NL:CRVB:2015:4211
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering op basis van vermogen en revisierente bij afkoop lijfrente
In deze zaak heeft appellante op 19 juni 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 6 november 2013 afgewezen, evenals de terugvordering van eerder verstrekte voorschotten. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard, met als argument dat haar vermogen boven de geldende vermogensgrens van € 5.795,- ligt. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat bij de vaststelling van haar vermogen ten onrechte geen rekening is gehouden met de revisierente die zij aan de Belastingdienst verschuldigd zal zijn in verband met de afkoop van twee lijfrenteverzekeringen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op de afkoopsom minus de loonheffing, maar dat de revisierente niet in mindering moet worden gebracht. De Raad oordeelt dat de revisierente alleen verschuldigd is als appellante belastingvoordeel heeft genoten, wat niet is aangetoond. Daarom is het hoger beroep afgewezen en is de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, met C.M. Fleuren als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2015. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.