ECLI:NL:CRVB:2015:4261
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering na beëindiging van de verzekering en latere ziekmelding
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de weigering van een ZW-uitkering ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 november 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 13/4153 ZW. De achtergrond van de zaak betreft de aanvraag van appellante voor een ZW-uitkering, die zij op 22 juni 2011 indiende. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag op 13 juli 2012, met de reden dat de verzekering ingevolge de ZW op 31 maart 2004 was geëindigd en dat appellante ziek was geworden op een datum die meer dan vier weken na deze einddatum lag. De rechtbank bevestigde deze beslissing van het Uwv in haar uitspraak van 11 juli 2013.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte voorbijging aan de medische rapporten van Instituut Psychosofia en dat zij tot en met november 2005 werkzaam was geweest. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de laatste dag waarop appellante verzekerd was ingevolge de ZW 1 november 2005 was en dat de eerste ziektedag, 1 oktober 2006, meer dan vier weken na deze datum lag. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht geen ZW-uitkering heeft toegekend aan appellante, omdat er geen medische feiten waren die de stelling van appellante onderbouwden dat zij voor 1 oktober 2006 arbeidsongeschikt was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden, en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.