Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.960,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich sinds 6 mei 2007 ziek had gemeld als leerling elektromonteur, had geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit was vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts van het Uwv de appellant correct had beoordeeld en dat er geen reden was om de conclusies van de verzekeringsartsen voor onjuist te houden. De Raad wees erop dat de appellant in het verleden al was onderzocht door een verzekeringsarts in het kader van een Wajong-beoordeling, die tot dezelfde conclusies was gekomen. De Raad concludeerde dat de informatie van de appellant en de door hem ingebrachte medische gegevens geen aanleiding gaven om meer beperkingen op te nemen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Raad oordeelde verder dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag was gebaseerd. De rapporten van de arbeidsdeskundigen gaven voldoende motivatie voor de geschiktheid van de geselecteerde functies voor de appellant, ondanks de signaleringen die daarin voorkwamen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.960,-, en heeft bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht aan de appellant dient te vergoeden.