In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WIA-uitkering van appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) gewijzigd, waarbij beperkingen zijn vastgesteld op verschillende gebieden zoals horen, tillen, en zitten. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat de geselecteerde functies nog steeds geschikt zijn, maar de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 41,62% door een onjuiste toepassing van een reductiefactor. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 6 november 2014, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen niet adequaat zijn beoordeeld. Hij heeft diverse medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder brieven van orthopedisch chirurgen en een psycholoog. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank, en heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeert dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit deugdelijk is en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad heeft ook vastgesteld dat het hoger beroep in zaak 14/6624 betrekking heeft op een besluit van 17 april 2014, waarbij de WIA-uitkering van appellant is gewijzigd. De beslissing van 30 december 2014, die betrekking heeft op de mate van arbeidsongeschiktheid per 18 maart 2008, kan niet worden aangemerkt als een besluit tot intrekking of wijziging van het eerdere besluit. Daarom wordt het beroepschrift van 5 februari 2015 teruggezonden naar de rechtbank voor verdere behandeling.