ECLI:NL:CRVB:2015:4329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning van persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp op basis van de Wmo
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die lijdt aan diverse gezondheidsklachten, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht om haar persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden te verlagen. Het college had vastgesteld dat appellante geen recht had op tijd voor lichte huishoudelijke werkzaamheden, zoals stof afnemen, en had haar slechts 15 minuten per week toegekend voor het verzorgen van de was. Appellante stelde dat haar longaandoening haar belemmerde in het uitvoeren van deze taken en dat zij meer tijd nodig had.
Tijdens de zitting is gebleken dat er onduidelijkheid was over de aard van de werkzaamheden die appellante niet zelf kon verrichten. De Raad heeft vastgesteld dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie van appellante en dat de adviezen van de medisch adviseurs van het college, Scio Consult, zorgvuldig waren. De Raad concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor het toekennen van extra tijd voor lichte huishoudelijke taken en dat de beslissing van het college om geen tijd toe te kennen voor deze werkzaamheden terecht was.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. De Raad oordeelde dat de adviezen van Scio Consult voldoende onderbouwd waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de deskundigheid van de adviseurs. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de medische situatie van de aanvrager in relatie tot de toekenning van zorg en ondersteuning op basis van de Wmo.