ECLI:NL:CRVB:2015:4403

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
14-1440 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verzoek van appellante om herziening van een besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst, waarin werd medegedeeld dat appellante vanaf 1 januari 2013 geen recht meer had op deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat haar inkomen hoger was dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm.

Appellante had op 21 februari 2013 een aanvraag ingediend voor deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de eerdere brief van het dagelijks bestuur geen besluit was en dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de brief van 29 oktober 2012 wel degelijk een besluit was en dat appellante geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door W.H. Bel, met C.A.W. Zijlstra als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 december 2015.

Uitspraak

14/1440 WWB
Datum uitspraak: 8 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
30 januari 2014, 13/606 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. dr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met het onderzoek in de zaken 14/1434 WWB, 14/1436 WWB, 14/1438 WWB en 14/2313 WWB, plaatsgevonden op 27 oktober 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Faber. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Heidergott. In de zaken 14/1434 WWB, 14/1436 WWB en 14/1438 WWB is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 29 oktober 2012 heeft het dagelijks bestuur aan appellante bericht dat zij vanaf
1 januari 2013 geen recht meer heeft op deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering omdat haar inkomen hoger is dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm.
1.2.
Appellante heeft op 21 februari 2013 een aanvraag voor deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering in het jaar 2013 ingediend.
1.3.
Bij besluit van 25 februari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 27 juni 2013 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellante afgewezen op de grond dat het inkomen van appellante hoger is dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft aangevoerd dat de in 1.1 bedoelde brief van 29 oktober 2012 geen besluit is. Deze beroepsgrond slaagt niet. In de brief wordt appellante meegedeeld dat zij vanaf 1 januari 2013 geen recht meer heeft op deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering. De brief is daarom gericht op rechtsgevolg en daarmee een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel ingesteld.
4.2.
De aanvraag van appellante strekt ertoe dat het dagelijks bestuur terugkomt van het besluit van 29 oktober 2012.Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 14 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3327) is op zo’n verzoek artikel 4:6 van de Awb van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de aanvrager nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden naar voren moet brengen. Hieronder worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
4.3.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, waarin het dagelijks bestuur aanleiding had behoren te vinden om appellante in het jaar 2013 alsnog toe te laten tot de collectieve ziektekostenverzekering en het besluit van 29 oktober 2012 te herzien. Gelet op het voorgaande kan wat appellante overigens heeft aangevoerd buiten bespreking blijven.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD