ECLI:NL:CRVB:2015:4410
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Bijstandsaanvraag buiten behandeling gelaten wegens niet tijdig overleggen van gevraagde bankafschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarbij de aanvraag om bijstand van appellante buiten behandeling is gelaten. Appellante ontving vanaf 29 november 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft op 10 januari 2013 de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat appellante beschikte over vermogen boven de voor haar geldende vermogensgrens. Appellante heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor deze besluiten in rechte zijn komen vast te staan.
Op 16 oktober 2013 heeft appellante een nieuwe aanvraag om bijstand ingediend. Het college heeft haar verzocht om voor 30 oktober 2013 bepaalde gegevens, waaronder bankafschriften, over te leggen. Appellante heeft echter niet tijdig aan dit verzoek voldaan, wat heeft geleid tot het besluit van 15 november 2013 om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dit besluit is later door de rechtbank bevestigd.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college om verkeerde informatie heeft gevraagd en dat zij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellante niet alle gevraagde bankafschriften tijdig heeft overgelegd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.