ECLI:NL:CRVB:2015:4420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling bijstandsaanvraag en buiten behandelingstelling door college
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) van appellante buiten behandeling is gesteld. Appellante had op 12 augustus 2013 een aanvraag ingediend, maar heeft niet alle gevraagde gegevens, waaronder bankafschriften, ingeleverd. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellante herhaaldelijk verzocht om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar zij heeft hier niet op gereageerd. Uiteindelijk heeft het college de aanvraag op 27 september 2013 buiten behandeling gesteld, wat na bezwaar is gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij wel geprobeerd heeft de gevraagde bankafschriften te verkrijgen, maar dat dit niet is gelukt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellante niet tijdig de benodigde gegevens heeft overgelegd. De Raad stelt vast dat de gevraagde bankafschriften essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij in staat was om deze gegevens te verkrijgen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 december 2015.