ECLI:NL:CRVB:2015:4526
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en toename van klachten in het kader van de WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 1983 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad oordeelde dat er sprake is van een kennelijk andere oorzaak van de arbeidsongeschiktheid dan die welke ten grondslag lag aan de beoordeling per 1 oktober 1984. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door geen verzekeringsgeneeskundig onderzoek te verrichten na de melding van toename van arbeidsongeschiktheid door appellant. De Raad bevestigde echter dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de toename van arbeidsongeschiktheid voortkwam uit dezelfde klachten als eerder vastgesteld. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat er bij aanvang van de WAO-uitkering ook al sprake was van psychische problematiek, maar de Raad oordeelde dat de beschikbare gegevens geen steun boden voor dit standpunt. De Raad concludeerde dat de eerdere beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering niet te herzien, terecht was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.