ECLI:NL:CRVB:2015:4555
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag en bewijsvoering van uitstelverzoek
In deze zaak heeft appellante op 3 december 2013 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellante verzocht om voor 16 december 2013 bepaalde stukken aan te leveren, maar appellante heeft hier niet op gereageerd. Na een tweede verzoek op 18 december 2013, waarbij appellante werd gewezen op de gevolgen van het niet tijdig aanleveren van gegevens, heeft het college op 8 januari 2014 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen omdat appellante niet alle benodigde gegevens had verstrekt. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd op 1 april 2014 ongegrond verklaard.
Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en aangevoerd dat zij op 28 december 2013 per e-mail om uitstel heeft verzocht voor het inleveren van de gevraagde stukken. Het college ontkende echter de ontvangst van deze e-mail. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar e-mail het college heeft bereikt, aangezien het afschrift van de e-mail niet leesbaar was en er geen ontvangst- of leesbevestiging was overgelegd. De Raad heeft vastgesteld dat het risico van een niet-ontvangen e-mail voor rekening van appellante komt.
De Raad heeft verder overwogen dat het college niet verplicht was om het onderzoek naar de ontvangst van de e-mail in het bestreden besluit te vermelden en dat de vernietiging van eerder ontvangen e-mails het college niet kan worden tegengeworpen. De beroepsgrond van appellante dat het college haar aanvraag niet buiten behandeling had mogen stellen, omdat zij tijdens de bezwaarprocedure alsnog gegevens had overgelegd, werd eveneens verworpen. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en bevestigt de aangevallen uitspraak.