ECLI:NL:CRVB:2015:4582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift inzake gehandicaptenparkeerkaart
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 1 april 2014 eindigde, terwijl het beroepschrift pas op 3 april 2014 was verzonden en op 4 april 2014 bij de rechtbank was ontvangen. Appellante stelde dat zij in afwachting was van een gesprek met de wethouder(s) en vertrouwde erop dat een gerechtelijke procedure niet nodig was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad benadrukte dat appellante, ondanks haar wens om een gesprek aan te gaan, zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het beroepschrift. De Raad nam de overwegingen van de rechtbank over en voegde hieraan toe dat appellante op de hoogte was van de geldende termijn en dat zij binnen deze termijn een beroepschrift had kunnen indienen, ongeacht het aangevraagde gesprek.
De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, met D. van Wijk als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 16 december 2015. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.