Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.960,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant, die op 6 december 2010 uitviel voor zijn werk als projectleider vanwege hartklachten, had in 2013 een WGA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 3 december 2012 recht had op deze uitkering, maar de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 75,51%. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn beperkingen waren onderschat. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben alle relevante informatie en klachten van appellant in hun beoordeling betrokken. De Raad concludeerde dat de geselecteerde voorbeeldfuncties voor appellant geschikt zijn en dat de signaleringen van eventuele overschrijding van de belastbaarheid naar behoren zijn gemotiveerd. De Raad oordeelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet boven de 80% uitkomt, waardoor appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering.
De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv in stand gelaten, maar het Uwv werd wel veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.960,-. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.