ECLI:NL:CRVB:2015:4642
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na beoordeling geschiktheid voor maatgevende arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 9 april 2013 ziek meldde met concentratieklachten en slapeloosheid, ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 16 mei 2013 werd geconcludeerd dat appellant vanaf 21 mei 2013 weer geschikt werd geacht voor zijn werkzaamheden als productiemedewerker/heftruckchauffeur. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde daarop de ZW-uitkering. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de verzekeringsartsen geen goed beeld hadden van zijn klachten en de aard van zijn werk. De Raad beoordeelde de argumenten van appellant en de medische rapporten en concludeerde dat er voldoende inzichtelijke en begrijpelijke motivering was voor de conclusie dat appellant weer geschikt was voor zijn maatgevende arbeid. De Raad bevestigde de beslissing van het Uwv om de ZW-uitkering te beëindigen, omdat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en er geen aanwijzingen waren dat appellant niet in staat was om zijn werk te verrichten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.