ECLI:NL:CRVB:2015:4701
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een aanvraag voor Wajong-uitkering na eerdere afwijzing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante had eerder een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die was afgewezen omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herbeoordeling van haar aanvraag rechtvaardigden. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en stelt dat de inwerkingtreding van de Wet Wajong per 1 januari 2010 geen relevante wijziging van het recht is. De Raad benadrukt dat de aanvraag van appellante moet worden beoordeeld naar zijn strekking, en dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere afwijzing kunnen ondermijnen. De Raad wijst ook op het feit dat appellante niet als ingezetene kan worden aangemerkt, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van een Wajong-uitkering. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.