ECLI:NL:CRVB:2015:4709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van eerder besluit inzake bijstandsverlening op basis van nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 16 december 2014 haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaarde. Het college had in een herziene beslissing op bezwaar van 22 mei 2008 de bijstandsverlening aan appellante herzien en teruggevorderd, omdat zij niet had gemeld dat een medebewoner, W., in haar woning verbleef. Appellante verzocht op 25 januari 2014 om terug te komen van dit besluit, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof te Amsterdam waarin zij was vrijgesproken van bijstandsfraude. Het college wees dit verzoek af, stellende dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de getuigenverklaringen die appellante aanvoerde, niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt, omdat deze verklaringen niet wezenlijk verschilden van eerdere verklaringen die al bekend waren. De Raad benadrukte dat appellante in eerdere procedures de mogelijkheid had om deze getuigen te laten horen, en dat de nieuwe verklaringen dus niet als nieuw feit konden worden beschouwd. De Raad concludeerde dat het college het verzoek van appellante terecht had afgewezen en dat de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college terecht ongegrond had verklaard.