ECLI:NL:CRVB:2015:4818

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
24 december 2015
Zaaknummer
14/6175 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die per 20 maart 2004 was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de uitkering per 16 april 2013 ingetrokken, omdat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat aanvankelijk gegrond werd verklaard, maar later opnieuw werd ingetrokken. De rechtbank Overijssel heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen de intrekking van de uitkering met ingang van 3 december 2013 gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het Uwv een onzorgvuldig medisch onderzoek heeft uitgevoerd en dat haar psychische en lichamelijke beperkingen onvoldoende zijn erkend. Ze heeft verschillende medische stukken overgelegd ter ondersteuning van haar stellingen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de belastbaarheid van appellante juist weergeven. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hebben betrokken en dat de door appellante aangevoerde klachten niet hebben geleid tot de conclusie dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen.

De Raad heeft ook geoordeeld dat het Uwv toereikend heeft gemotiveerd dat appellante de voor haar geselecteerde functies kan vervullen, ondanks haar stellingen over analfabetisme en medicijngebruik. De beroepsgrond dat de functies niet geschikt zijn, is verworpen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.

Uitspraak

14/6175 WAO
Datum uitspraak: 18 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 oktober 2014, 13/2324 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2015. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Aslan, advocaat. Het Uwv is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was laatstelijk werkzaam als productiemedewerker. Haar is per 20 maart 2004 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2.
Bij besluit van 15 februari 2013 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellante met ingang van 16 april 2013 ingetrokken, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 2 september 2013 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv bepaald dat appellante met ingang van
16 april 2013 onveranderd in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de WAO, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het Uwv heeft voorts de WAO-uitkering van appellante met ingang van 3 december 2013 ingetrokken, op de grond dat zij met ingang van deze datum minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit, welk beroep was gericht tegen de intrekking van de WAO-uitkering met ingang van
3 december 2013, gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3.1.
Appellante heeft, onder verwijzing naar hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd, betoogd dat aan het bestreden besluit een onzorgvuldig verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek ten grondslag liggen. Het Uwv heeft haar psychische en lichamelijke beperkingen onderschat. Het Uwv heeft onvoldoende rekening gehouden met de bevindingen van de behandelend psychiater M.A. Bozdağ. Appellantes gezondheidssituatie is ten opzichte van de beoordelingen in 2005 en 2008 niet verbeterd. Er zijn onvoldoende beperkingen voor het verrichten van arbeid aangenomen omdat zij op de datum in geding al knieklachten en longklachten had. Als gevolg van de longklachten is een urenbeperking noodzakelijk. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft appellante een brief van psychiater Bozdağ van
30 januari 2015, een brief van reumatoloog H.E. Vonkeman van 23 juli 2009 en een brief van huisarts M. Comsa van 15 september 2015 overgelegd. De geselecteerde voorbeeldfuncties zijn niet geschikt. Bij de selectie van de functies is onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van appellantes medicijngebruik. Appellante kan die functies ook niet verrichten omdat zij analfabeet is en niet in staat zich de Nederlandse taal binnen zes maanden eigen te maken.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante is alleen in hoger beroep gekomen tegen de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
4.2.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Uwv uiteindelijk een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft verricht. Alle door appellante naar voren gebrachte klachten, de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen en de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend sector zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de beoordeling door de verzekeringsartsen. Met juistheid is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat niet is gebleken dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van appellante niet hebben beoordeeld. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft dossierstudie verricht, informatie opgevraagd bij de huisarts en appellante onderzocht op het spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens dossieronderzoek verricht en de hoorzitting bijgewoond. De door appellante in bezwaar ingediende medische stukken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken in zijn beoordeling. In hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd is geen aanleiding gelegen om anders dan de rechtbank te oordelen over de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek.
4.3.
De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat de beperkingen neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de belastbaarheid van appellante juist weergeven. De verzekeringsarts heeft voor appellante beperkingen voor het verrichten van arbeid aangenomen voortvloeiend uit de psychische klachten en de chronische bronchitis. In bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat appellante lijdt aan fibromyalgie/somatoforme pijnstoornis, urologische problematiek, chronische bronchitis en een aanpassingsstoornis. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien voor appellante extra beperkingen aan te nemen in verband met de urologische problematiek, de gewrichtsklachten en de longklachten. Conform de standaard verminderde arbeidsduur is er geen noodzaak voor een urenbeperking. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in beroep nader toegelicht dat de informatie van psychiater Bozdağ niet leidt tot het aannemen van meer beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er naar behoren gemotiveerd op dat bij appellante geen ernstig psychiatrisch ziektebeeld aan de orde is. De beperkingen opgenomen in de FML komen voldoende tegemoet aan appellantes psychische problematiek en de door haar ervaren hoofdpijn. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in beroep nader toegelicht dat bij de vaststelling van de beperkingen voldoende rekening is gehouden met appellantes longklachten, de duizelingen en de instabiele bloeddruk. Naar aanleiding van informatie van orthopedisch chirurg A.V.C.M. Zeegers heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in beroep extra beperkingen aangenomen in verband met appellantes knieklachten. In hoger beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de brief van psychiater Bozdağ van 30 januari 2015 opgemerkt dat de nieuw vermelde diagnose dysthymie niet valt te rijmen met de opmerking dat de situatie ongewijzigd is sinds hij appellante kent. Voorts is deze diagnose gesteld na de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom de voor appellante vastgestelde FML niet onjuist geacht. Dit is een deugdelijk onderbouwde en inzichtelijke conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts heeft verder in reactie op de brief van reumatoloog Vonkeman van 23 juli 2009 geconcludeerd dat uit die informatie blijkt dat er geen objectief medisch substraat was gevonden voor appellantes knieklachten. Terecht vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de omstandigheid dat de reumatoloog de brief in 2015 opnieuw heeft ondertekend niet betekent dat deze klachten nog steeds spelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dan ook geen aanleiding om voor de datum in geding meer beperkingen aan te nemen. Er is geen reden om deze deugdelijk onderbouwde conclusie niet te volgen. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op de brief van huisarts Comsa van 15 september 2015 en inzichtelijk gemotiveerd dat de beperkingen in de FML voldoende tegemoet komen aan de door de huisarts vermelde longproblematiek en refluxklachten. Gelet op de in het dossier aanwezige informatie, is in hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanleiding gelegen te twijfelen aan de door het Uwv voor appellante op inzichtelijke en deugdelijke wijze vastgestelde belastbaarheid.
4.4.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellante in de toepasselijke FML weergegeven belastbaarheid, heeft het Uwv toereikend gemotiveerd dat appellante de voor haar geselecteerde functies kan vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de signaleringen van eventuele overschrijding van de belastbaarheid naar behoren gemotiveerd. De hogerberoepsgrond dat het Uwv bij de selectie van de functies onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van appellantes medicijngebruik slaagt niet. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de haar voorgehouden functies niet kan verrichten op grond van een oorzaak die verband houdt met haar medicijngebruik. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de beroepsgrond niet slaagt dat de functies niet geschikt zijn omdat appellante analfabeet is en niet in staat zich de Nederlandse taal binnen zes maanden eigen te maken. De daartoe gehanteerde overwegingen worden onderschreven.
4.5.
Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2015.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) D. van Wijk

AP