ECLI:NL:CRVB:2015:4983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid bij Klippel-Feil syndroom en scoliose
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een WIA-uitkering had aangevraagd. Appellante, die lijdt aan het Klippel-Feil syndroom en scoliose, was van mening dat zij niet in staat was om haar eigen werk als beautymedewerkster uit te voeren. Ze had zich ziek gemeld op 10 augustus 2010 en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv, werd vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van haar WIA-uitkering.
De rechtbank Gelderland had eerder de beslissing van het Uwv onderschreven, maar appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 2 november 2015 heeft appellante, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder. Appellante voerde aan dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden, vooral met betrekking tot het buigen van het hoofd en het risico op vallen. De rechtbank had echter in eerdere uitspraken al vastgesteld dat de medische beoordeling van het Uwv correct was en dat appellante geen onderbouwd medisch oordeel had gepresenteerd dat de juistheid van het Uwv-standpunt in twijfel trok.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat de FML adequaat was en dat appellante in staat was om werkzaamheden te verrichten die in overeenstemming waren met haar beperkingen. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af en stelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 december 2015.