ECLI:NL:CRVB:2015:4987

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2015
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
14/5395 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking WGA-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die laatstelijk als callcentermedewerkster werkzaam was, was aanvankelijk 100% arbeidsongeschikt verklaard, maar het Uwv heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat zij per 22 augustus 2013 niet langer recht had op de uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Het bezwaar van appellante tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv aangenomen, en heeft verwezen naar haar behandeling bij de GGZ Drente en een behandelplan van PsyQ.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen twijfel bestaat aan de medische beperkingen zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die de eerdere conclusies zouden kunnen ondermijnen. De geschiktheid voor de geselecteerde functies is voldoende gemotiveerd door de arbeidsdeskundige. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

14/5395 WIA
Datum uitspraak: 21 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam
van 15 augustus 2014, 14/31 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (Duitsland) (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep aangetekend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2015. Appellante is verschenen vergezeld door mr. A. Kremer-Volmbroek, advocaat. Voor het Uwv is verschenen mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als callcentermedewerkster. Bij besluit van
5 december 2011 heeft het Uwv appellante vanaf 10 januari 2012 in aanmerking gebracht voor een WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij 100% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 21 juni 2013 vastgesteld dat appellante met ingang van 22 augustus 2013 geen recht (meer) heeft op een WGA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 27 november 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Dit besluit is gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 november 2013 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 25 november 2013.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen, er is immers rekening gehouden met de beschikbare medische informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd gelet op de ontvangen medische informatie dat de urenbeperkingen ten gevolge van verminderde beschikbaarheid wegens het revalidatietraject van appellante is komen te vervallen omdat appellante met revalidatie is gestopt. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerd heeft in medisch opzicht voor appellante ongeschikt zijn.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante zich, evenals in beroep, op het standpunt gesteld dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt aangenomen. Appellante heeft gedurende een lange periode onder behandeling van de GGZ Drente gestaan. Deze behandeling is slechts gestaakt door de invoering van de eigen bijdrage, na enige tijd kon appellante de kosten niet meer opbrengen. Haar psychische klachten zijn sinds enige tijd zelfs toegenomen. Tevens heeft appellante geheugenklachten. De beperkingen die appellante in 2003 ondervond en waarvoor zij tot 24 februari 2004 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontving, zijn onverminderd aanwezig, zij ervaart deze klachten immers ten gevolge van het ongeval dat zij heeft gehad. Ten onrechte is de urenbeperking komen te vervallen. Geen van de voor haar geselecteerde functies is voor haar geschikt. Tenslotte heeft appellante ter ondersteuning van haar standpunt een behandelplan van PsyQ van 21 mei 2015 ingezonden. Appellante heeft gesteld dat dit schrijven de diagnose PTSS bevestigt en een GAF-score van 47 stelt, welke score indiceert dat appellante niet in staat is om aan het arbeidsproces deel te nemen.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid en op goede gronden geoordeeld dat wat betreft de medische grondslag er geen grond voor twijfel is aan de juistheid van de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv in acht genomen medische beperkingen van appellante zoals deze zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 november 2013. De overwegingen van de rechtbank worden onderschreven en daar wordt aan toegevoegd dat appellante ook in hoger beroep geen medische gegevens heeft overgelegd die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de bij voorgenoemde FML vastgestelde functionele mogelijkheden. Het behandelplan van PsyQ is van ruim anderhalf jaar na de datum in geding en daaraan kan niet die gevolgen worden verbonden die appellante daaraan verbonden wil zien. Nu daarin geen andersluidende gegevens over de datum hier van belang worden vermeld. Uit het voorgaande vloeit voort dat geen aanleiding wordt gezien om een medisch deskundige te benoemen.
4.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de geschiktheid van appellante voor de geselecteerde functies genoegzaam is gemotiveerd door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De in hoger beroep ingebrachte gronden zijn door het Uwv in het verweerschrift inzichtelijk besproken. Het Uwv heeft daarbij naar voren gebracht dat appellante voor de functie assistente consultatiebureau waarschijnlijk niet voldoet aan de vereiste werkervaring doch dat in het midden kan blijven aangezien het laten vervallen van deze functie niet leidt tot een ander resultaat. De Raad kan zich met deze stelling verenigen.
4.3.
Wat appellante heeft aangevoerd betreffende het belang van de GAF-score leidt niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2012:BW1513) is deze score bedoeld om in het kader van een behandeling enig handvat te geven voor beoordeling van het beloop daarvan. De GAF-score is niet bedoeld of geschikt om beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren vast te leggen.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.H. Banda, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2015.
(getekend) P.H. Banda
(getekend) D. van Wijk

AP