ECLI:NL:CRVB:2015:540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Greebe
- C.C.W. Lange
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag voor WAO-uitkering en de gevolgen van verblijfsvergunning op verzekeringsrechtelijke positie
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van appellant voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft zich op 15 mei 2000 ziek gemeld, maar zijn aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen omdat hij op dat moment niet rechtmatig in Nederland verbleef. Op 28 juni 2011 kreeg hij alsnog een verblijfsvergunning, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat dit niet betekent dat hij met terugwerkende kracht als werknemer verzekerd was voor de WAO. De Raad bevestigt dat appellant op 14 mei 2001 niet als werknemer kon worden aangemerkt, omdat hij geen geldige verblijfstitel had. Het Uwv heeft terecht de WAO-uitkering ingetrokken, omdat deze ten onrechte was verleend. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad stelt dat appellant niet heeft aangetoond dat hij zijn verzekeringsrechtelijke positie op reguliere wijze heeft verkregen, en dat de intrekking van de uitkering door het Uwv niet in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De uitspraak benadrukt het belang van de Koppelingswet en de voorwaarden waaronder een uitkering kan worden toegekend.