ECLI:NL:CRVB:2015:602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van een WIA-uitkering en de medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WIA-uitkering van appellante. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. Appellante, die sinds 30 april 2004 ziek is, had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het Uwv heeft na herbeoordeling vastgesteld dat zij met ingang van 9 mei 2012 geen recht meer had op deze uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, maar deze stelling is niet onderbouwd met medisch objectiveerbare gegevens.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit deugdelijk zijn. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er voldoende gemotiveerd is waarom de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn. De Raad heeft ook de argumenten van appellante over de onzorgvuldigheid van het onderzoek door het Uwv verworpen, en bevestigd dat het Uwv een volledige heroverweging heeft gemaakt in bezwaar.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.