ECLI:NL:CRVB:2015:674

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
13-5052 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medische geschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellant, die zich op 10 februari 2010 ziek meldde als schoonmaker, had geen recht op een WIA-uitkering volgens het Uwv, dat op basis van medisch onderzoek concludeerde dat hij niet arbeidsongeschikt was. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd opgemerkt dat appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies konden weerleggen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij vanaf 8 februari 2012 recht had op een WIA-uitkering, vooral omdat het Uwv hem later, per 28 augustus 2012, wel volledig arbeidsongeschikt had geacht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren om de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv te betwisten. De Raad bevestigde dat de medische beoordeling zorgvuldig was en dat de omstandigheden na 8 februari 2012 gewijzigd waren, wat de eerdere afwijzing van de WIA-uitkering rechtvaardigde. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/5052 WIA
Datum uitspraak: 6 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 augustus 2013, 12/6505 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Als partij heeft tevens aan het geding deelgenomen de besloten vennootschap[BV], gevestigd te [plaats] (hierna: (ex-)werkgever).
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Wolter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Desgevraagd heeft de (ex-)werkgever, meegedeeld als partij aan het geding te willen deelnemen.
Appellant heeft meegedeeld geen toestemming te verlenen zijn medische gegevens ter kennisname van de (ex-)werkgever te brengen.
Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Namens appellant zijn nadere medische gegevens in het geding gebracht, waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep een reactie op heeft gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2015. Namens appellant is verschenen mr. Wolter. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer. De (ex-)werkgever heeft zich - met bericht - niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, laatstelijk werkzaam als schoonmaker, heeft zich met ingang van
10 februari 2010 ziek gemeld als gevolg van fysieke klachten.
1.2.
Appellant is in het kader van de beoordeling van zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) onderzocht door een verzekeringsarts van het Uwv. Op basis van dossierstudie, de anamnese, diagnostiek, lichamelijk en psychisch onderzoek en informatie van de behandelend specialist heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat appellant beperkingen heeft in zijn functionele mogelijkheden. Deze beperkingen werden vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Met inachtneming van de voor appellant vastgestelde beperkingen heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat de maatgevende arbeid niet geschikt is voor appellant en dat hij op basis van gangbare arbeid geen loonverlies heeft. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 30 maart 2012 vastgesteld dat voor appellant met ingang van 8 februari 2012 geen recht op een Wet WIA-uitkering is ontstaan.
1.3.
Naar aanleiding van het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 februari 2012 heeft een verzekeringsgeneeskundige heroverweging plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd, waaronder de door appellant ter hand gestelde medische gegevens, de hoorzitting bijgewoond, informatie opgevraagd bij de behandelaar en deze informatie in zijn onderzoek betrokken
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in deze gegevens geen medische argumenten aangetroffen om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een arbeidsmogelijkhedenlijst op de datum in geding vervaardigd, voor een zorgvuldigere onderbouwing daaraan een extra SBC-code toegevoegd, overleg gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de functiegeschiktheid, waar nodig, in aanvullende zin gemotiveerd. Hierna kwam hij tot de conclusie dat appellant nog steeds voor 0% arbeidsongeschikt moet worden geacht. Overeenkomstig de uitkomst van het verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig heronderzoek heeft het Uwv bij besluit
van 27 november 2012 (bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 30 maart 2012 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Volgens de rechtbank heeft appellant ook in beroep geen medische informatie overgelegd op grond waarvan aanleiding bestaat om te twijfelen aan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde gezondheidstoestand van appellant ten tijde van de datum in geding. Uit het gegeven dat aan appellant per 28 augustus 2012 een WGA-uitkering is toegekend, kan in tegenstelling tot hetgeen appellant heeft gesteld, volgens de rechtbank niet worden afgeleid dat hij daarmee ook meer beperkingen had op 8 februari 2012. Daarbij acht de rechtbank relevant dat deze WGA-uitkering is toegekend vanwege gewijzigde medische omstandigheden na de datum in geding. Ook uit de door appellant overgelegde afspraken met zijn arts kan de rechtbank niet afleiden dat hij meer beperkingen had op de datum in geding, nu uit deze afsprakendata geen medische oordelen blijken. Tot slot heeft de rechtbank de vaststelling van de medische geschiktheid van de geduide functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderschreven.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij vanwege zijn ernstige lichamelijke gezondheidsklachten op en na 8 februari 2012 niet in staat was loonvormende arbeid te verrichten. Hij meent vanaf die datum aanspraak te hebben op een WIA-uitkering, temeer nu het Uwv hem vanaf 28 augustus 2012 wel volledig arbeidsongeschikt heeft geacht.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
De Raad heeft in het hoger beroep geen aanknopingspunten gevonden het oordeel van de rechtbank over de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden. Appellant heeft in hoger beroep geen medische gegevens in het geding gebracht waaraan aanknopingspunten kunnen worden ontleend voor het standpunt van appellant dat zijn belastbaarheid op de datum in geding is overschat. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn reactie van 15 januari 2015 heeft gesteld, ziet de in hoger beroep ingebrachte medische informatie niet op de datum hier in geding. De Raad ziet geen aanleiding deze vaststelling voor onjuist te houden.
4.2.
Dat het Uwv appellant met ingang van 28 augustus 2012 alsnog voor een WIA-uitkering in aanmerking heeft gebracht maakt niet dat het Uwv hem reeds daarom per 8 februari 2012 een WIA-uitkering had moeten toekennen. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen was er na 8 februari 2012 sprake van gewijzigde medische omstandigheden.
4.3.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellant vastgestelde belastbaarheid, zoals weergegeven in de FML, ziet ook de Raad geen reden de motivering door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van de medische geschiktheid van de geduide functies voor onjuist te houden.
4.4.
De overwegingen 4.1 tot en met 4.3 leiden de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van I. Mehagnoul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2015.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) I. Mehagnoul

MK