ECLI:NL:CRVB:2015:731

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
13-882 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van vergoeding voor tandheelkundige kosten en vervoer in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De besluiten betroffen de weigering om kosten van tandheelkundige behandeling en vervoerskosten te vergoeden, die appellante had gedeclareerd voor de periode van 29 januari 2009 tot en met 3 oktober 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in deze zaak.

Appellante had in totaal € 492,60 aan kosten gedeclareerd, maar de verweerder weigerde deze kosten te vergoeden, met uitzondering van een deelbedrag van € 288,20 dat alsnog werd vergoed. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank stelde dat de kosten van behandeling en vervoer betrekking hadden op gebruikelijk onderhoud en dat niet was aangetoond dat appellante extra kosten maakte in verband met controles van de beet door bruxisme. Dit standpunt was gebaseerd op adviezen van de geneeskundig adviseur van verweerder en informatie van de behandelend tandarts.

Tijdens de zitting op 29 januari 2015 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat alle behandelingen en vervoerskosten vergoed dienden te worden, omdat bij elke controle het aspect bruxisme aan de orde was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de niet vergoede kosten betrekking hadden op reguliere controles en gebitsreiniging, die als gebruikelijk onderhoud worden beschouwd. De Raad heeft geconcludeerd dat de weigering om de kosten te vergoeden rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek door een deskundige, zoals appellante had verzocht.

De Centrale Raad van Beroep heeft de beroepen van appellante ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier.

Uitspraak

13/882 WUV, 14/1756 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
In het geding tussen:
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 12 maart 2015
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 december 2012, kenmerk BZ01499993 (bestreden besluit 1) en een besluit van verweerder van 21 februari 2014, kenmerk BZ01663521 (bestreden besluit 2). Beide besluiten betreffen de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2015, waar beide zaken gevoegd zijn behandeld. Appellante is in persoon verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren in 1935 in het toenmalige Nederlands-Indië, is met ingang van
1 december 1993 erkend als vervolgde in de zin van de Wuv. Met ingang van die datum zijn aan haar een periodieke uitkering en voorzieningen toegekend. Aanvaard is dat de psychische klachten van appellante en later ook haar darm- en gebitsklachten in verband staan met de vervolging.
1.2.
In 2000 is aan appellante een vergoeding toegekend voor een eenmalige gebitsrehabilitatie en ook in 2006, 2009, 2011 en 2012 zijn vergoedingen toegekend voor gebitsbehandelingen.
1.3.
In mei 2012 heeft appellante kosten van behandeling door de tandarts en vervoerskosten in verband met die behandelingen over de periode van 29 januari 2009 tot en met 3 oktober 2011 gedeclareerd, in totaal voor een bedrag van € 492,60. Bij besluit van 1 juni 2012 heeft verweerder geweigerd deze kosten te vergoeden. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij bestreden besluit 1 deels gegrond verklaard. In totaal is een bedrag van € 288,20 over genoemde periode alsnog vergoed.
1.4.
Naar aanleiding van een aanvraag van appellante van 25 januari 2013 heeft verweerder bij besluit van 17 juni 2013 een vergoeding voor tandheelkundige behandeling in verband met bruxisme toegekend met ingang van 1 april 2012. De aanvraag voor vergoeding van gebitsreiniging is hierbij afgewezen. Dit besluit is bij verbeterd besluit van 30 juli 2013 ingetrokken. Bij het besluit van 30 juli 2013 is een vergoeding voor tandheelkundige behandeling toegekend met ingang van 1 november 2012. Hierbij is vermeld dat als bij de periodieke controle ook controle van de beet in verband met bruxisme plaatsvindt, die controle niet wordt vergoed omdat geen sprake is van extra kosten. De gebitsreiniging is op dezelfde grond evenmin vergoed. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij bestreden besluit 2 ongegrond verklaard.
2.1.
Het beroep van appellante richt zich tegen de weigering bij bestreden besluit 1 om de kosten van behandeling door de tandarts en vervoer op 19 april 2012 en de kosten van vervoer naar de tandarts op 5 november 2009, 12 juli 2010 en 24 januari 2011 te vergoeden. Het beroep tegen bestreden besluit 2 richt zich tegen het niet vergoeden van controles en gebitsreiniging. Appellante heeft in hoofdzaak aangevoerd dat bij iedere controle en behandeling het aspect bruxisme aan de orde is en dat dus alle behandelingen en de vervoerskosten (volledig) moeten worden vergoed. Omdat in het gebit van appellante veel kronen en frames zijn aangebracht zijn de controles uitsluitend gericht op (de gevolgen van) bruxisme.
2.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De bij de bestreden besluiten 1 en 2 niet vergoede kosten betreffen kosten van behandeling en vervoer in verband met halfjaarlijkse controles en gebitsreiniging. Verweerder heeft deze kosten niet vergoed op de grond dat dit kosten van gebruikelijk onderhoud betreft en niet is gebleken dat appellante extra kosten maakt ten behoeve van controle van de beet in verband met bruxisme. Dit standpunt, dat is gebaseerd op adviezen van de geneeskundig adviseur van verweerder en informatie van de behandelend tandarts, is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en voldoende onderbouwd. Er is geen aanleiding voor nader onderzoek door een deskundige, zoals door appellante is verzocht. Dat het gebit van appellante veel kronen en kunstwerken bevat maakt niet dat halfjaarlijkse controles en reiniging van het gebit (het verwijderen van tandsteen) niet tot het normale onderhoud behoren. Blijkens de nota’s van de behandelend tandarts zijn bij die controles geen extra kosten voor controle in verband met bruxisme in rekening gebracht. De weigering om die kosten te vergoeden houdt dus in rechte stand.
3.2.
Gezien het voorgaande worden de beroepen van appellante ongegrond verklaard.
4. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten van
18 december 2012 en 21 februari 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) E. Heemsbergen

HD