ECLI:NL:CRVB:2015:748
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- A.M. Overbeeke
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontheffing van arbeidsverplichtingen en de besteding van re-integratiegelden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, die sinds 2004 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Dit college had appellant gedeeltelijk ontheffing verleend van zijn arbeidsverplichtingen voor een periode van zes maanden, ingaande op 20 juni 2013. De Raad constateerde dat deze periode inmiddels was verstreken en dat er geen maatregelen waren opgelegd wegens het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen door appellant. Hierdoor was er geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep met betrekking tot deze arbeidsverplichtingen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van dat deel van het beroep.
Daarnaast betoogde appellant dat het college de re-integratiegelden, met name de ESF-subsidies, onjuist had besteed en dat zijn belang hierbij rechtstreeks betrokken was. De Raad oordeelde echter dat appellant geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zijn belang niet rechtstreeks bij de besteding van deze gelden was betrokken. De Raad bevestigde dat het college het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk had verklaard voor zover dit betrekking had op de besteding van de re-integratiegelden. De uitspraak van de rechtbank werd voor het overige bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.