ECLI:NL:CRVB:2015:75
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand na niet tijdig aanleveren van gevraagde gegevens
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 21 juni 2010 bijstand, maar heeft niet voldaan aan de verplichtingen die aan zijn uitkering waren verbonden, waaronder het volgen van een taaltraject. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft appellant op verschillende momenten verzocht om documenten aan te leveren ter onderbouwing van zijn afwezigheid bij het taaltraject. Appellant heeft echter niet tijdig gereageerd op deze verzoeken, wat heeft geleid tot de opschorting en uiteindelijk de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 1 juni 2012.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, waarin het beroep van appellant tegen de intrekking van zijn bijstand ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens had ingeleverd. De Raad benadrukte dat de door het college gevraagde gegevens van belang waren voor de verlening van de bijstand en dat appellant hierin een verwijt kon worden gemaakt.
Appellant heeft tijdens de bezwaarprocedure alsnog documenten aangeleverd, maar de Raad oordeelde dat deze stukken geen betekenis toekomen, omdat zij niet tijdig waren ingediend. De Raad bevestigde dat de intrekking van de bijstand rechtmatig was, omdat appellant niet had aangetoond dat hij de gevraagde gegevens niet binnen de hersteltermijn had kunnen aanleveren. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.