ECLI:NL:CRVB:2015:75

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
13-3673 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand na niet tijdig aanleveren van gevraagde gegevens

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 21 juni 2010 bijstand, maar heeft niet voldaan aan de verplichtingen die aan zijn uitkering waren verbonden, waaronder het volgen van een taaltraject. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft appellant op verschillende momenten verzocht om documenten aan te leveren ter onderbouwing van zijn afwezigheid bij het taaltraject. Appellant heeft echter niet tijdig gereageerd op deze verzoeken, wat heeft geleid tot de opschorting en uiteindelijk de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 1 juni 2012.

De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag bevestigd, waarin het beroep van appellant tegen de intrekking van zijn bijstand ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens had ingeleverd. De Raad benadrukte dat de door het college gevraagde gegevens van belang waren voor de verlening van de bijstand en dat appellant hierin een verwijt kon worden gemaakt.

Appellant heeft tijdens de bezwaarprocedure alsnog documenten aangeleverd, maar de Raad oordeelde dat deze stukken geen betekenis toekomen, omdat zij niet tijdig waren ingediend. De Raad bevestigde dat de intrekking van de bijstand rechtmatig was, omdat appellant niet had aangetoond dat hij de gevraagde gegevens niet binnen de hersteltermijn had kunnen aanleveren. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3673 WWB
Datum uitspraak: 20 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
29 mei 2013, 13/686 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Tamas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 18 november 2014, waar partijen - met bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving sinds 21 juni 2010 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Het college heeft hem in het kader van zijn uitkering verplicht een taaltraject te volgen bij Capabel Taal. Volgens het college is appellant op
22, 23 en 25 mei 2012 zonder bericht niet bij het taaltraject van Capabel Taal verschenen. Het college heeft appellant vervolgens uitgenodigd voor een hoor- en wederhoorgesprek en een rechtmatigheidsonderzoek. Daarbij heeft het college appellant verzocht om een aantal documenten mee te nemen. Dit betreft: bewijzen voor de redenen van zijn afwezigheid op het taaltraject, kopieën van geldige legitimatiebewijzen en/of verblijfsvergunning, kopieën van alle opeenvolgende afschriften van alle bankrekeningen van de laatste drie maanden, alle gegevens over spaartegoeden, beleggingen, huis in eigendom of ander vermogen en het ingevulde en ondertekende bij de brief gevoegde formulier.
1.2.
Nadat appellant zonder bericht niet op de afspraak was verschenen, heeft het college bij besluit van 13 juni 2012 de betaling van de bijstand van appellant per 1 juni 2012 geblokkeerd en hem in de gelegenheid gesteld om voor 27 juni 2012 contact op te nemen met zijn consulent. Daarbij heeft het college appellant erop gewezen dat wanneer hij niet reageert en binnen de gestelde termijn de volledige stukken niet aanlevert het recht op zijn uitkering wordt opgeschort en daarna kan worden ingetrokken. Bij besluit van gelijke datum heeft het college aan appellant voor de maand juli 2012 een maatregel van 30% opgelegd wegens het zonder bericht niet verschijnen op de taallessen bij Capabel Taal.
1.3.
Bij besluit van 27 juni 2012 heeft het college het recht op bijstand van appellant per
1 juni 2012 opgeschort en hem een hersteltermijn gegeven tot 11 juli 2012. Appellant diende voor die datum contact met zijn consulent op te nemen om het verzuim te herstellen. Daarbij heeft het college appellant erop gewezen dat, indien hij in gebreke blijft het verzuim te herstellen, zijn uitkering per 1 juni 2012 wordt ingetrokken. Appellant heeft tegen het besluit van 27 juni 2012 niet tijdig een rechtsmiddel aangewend.
1.4.
Bij besluit van 16 juli 2012 heeft het college de bijstand van appellant met ingang van
1 juni 2012 ingetrokken. Daarbij heeft het college toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 54, vierde lid, van de WWB, inhoudend dat de bijstand kan worden ingetrokken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort als de belanghebbende het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn.
1.5.
Bij besluit van 17 december 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 juli 2012 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van
artikel 54, vierde lid, van de WWB bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dat het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.
4.2.
Niet in geschil is dat de door het college aan appellant gevraagde gegevens van belang zijn voor de verlening van de bijstand. Verder staat vast dat appellant de gevraagde gegevens niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft ingeleverd en dat hem dit kan worden verweten.
4.3.
Appellant heeft aangevoerd dat hij tijdens de bezwaarprocedure de gevraagde bescheiden alsnog heeft aangeleverd en dat daaruit is gebleken dat hij aanspraak had en heeft op bijstand, ook per 1 juni 2012.
4.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad in zaken waarbij het gaat om een intrekking van bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB (uitspraak van
16 januari 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:AZ7575) komt in beginsel geen betekenis toe aan gegevens of stukken die tijdens de bezwaarfase alsnog zijn verstrekt. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien appellant aannemelijk maakt dat het gaat om gegevens of stukken die hij redelijkerwijs niet binnen de gegeven hersteltermijn heeft kunnen verstrekken. In wat is overwogen onder 4.2 ligt al besloten dat appellant hierin niet is geslaagd.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2015.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) T.A. Meijering

MK