ECLI:NL:CRVB:2015:887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op basis van de Wet WIA en beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich op 4 februari 2010 ziek meldde vanwege luchtwegklachten en rugklachten, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem per 2 februari 2012 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en dit oordeel werd door de Centrale Raad bevestigd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de belastbaarheid van appellant per 2 februari 2012 heeft onderschreven. De verzekeringsarts had in zijn rapporten uiteengezet dat er geen ernstige afwijkingen waren aangetoond met betrekking tot de rugklachten en dat de longarts geen verslechtering van de longfunctie had vastgesteld. De Raad concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor een urenbeperking en dat de functies die aan appellant waren geduid, medisch geschikt waren.
Appellant voerde in hoger beroep aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn lichamelijke klachten en dat zijn situatie per 16 januari 2014, toen hij recht kreeg op een IVA-uitkering, niet anders was dan op de datum in geding. De Raad vond echter geen aanknopingspunten in de medische gegevens die de eerdere vaststelling van de beperkingen per 2 februari 2012 in twijfel trokken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.